Renate De Advocate
lost jouw vragen op,
klik hier
Check je kennis aan de hand van enkele vragen. Klik hier
 
 
 
Kosteloze borgtocht
 

Het kan gebeuren dat een van uw familieleden vraagt om borg te staan voor het aangaan van een kredietovereenkomst (bijvoorbeeld voor de aankoop van een wagen) zonder dat u hiervoor zelf een tegenprestatie ontvangt. In dat geval is er sprake van kosteloze borgtocht.

 

Aangezien de borgtocht soms verregaande gevolgen kan hebben voor degene die zich borg heeft gesteld, heeft de wetgever geoordeeld dat de borg voldoende ingelicht en beschermd moet worden. De wetgever heeft deze bescherming gerealiseerd via de Wet van 3 juni 2007 met betrekking tot de kosteloze borgtocht (invoeging van een nieuw Hoofdstuk V kosteloze borgtocht- 2043bis-2043octies B.W.).

 

De kosteloze borgtocht is de overeenkomst waarbij de borg een natuurlijke persoon (dus geen vennootschap) is en kosteloos een hoofdschuld verzekert ten gunste van een schuldeiser. Kosteloos wil zeggen zonder enig persoonlijk voordeel van economische aard, dat de borg zou kunnen genieten dankzij de borgstelling. De begunstigde van de borgtocht kan een professionele verkoper zijn van producten of diensten (bijvoorbeeld een bank of kredietinstelling). Een borgtocht ten gunste van een privé-persoon die niet handelt in het kader van een handels- of beroepsactiviteit, valt bijgevolg niet onder het toepassingsgebied van de wet, zelfs niet indien hij belangeloos is.

 

1. Een eerste bescherming die aan de kosteloze borg wordt gegeven heeft te maken met vormvoorschriften. Zo moet de kosteloze borgstelling in een afzonderlijk geschrift worden opgemaakt, met een handgeschreven akkoord van de borg dat luidt als volgt (art. 2043quinquies, § 3 B.W.):

 

door me borg te stellen voor ….voor de som beperkt tot …(in cijfers) als dekking van de betaling van de hoofdsom en intresten voor een duur van…, verbind ik me ertoe aan de schuldeiser van…de verschuldigde sommen terug te betalen op mijn goederen en inkomsten, indien en in de mate dat,…er niet zelf aan heeft voldaan”

 

2. Een tweede bescherming betreft de duur en de omvang van de borgtocht. De duur van de gewaarborgde hoofdverbintenis moet in de borgtochtovereenkomst worden vermeld. Indien de hoofdverbintenis werd aangegaan voor onbepaalde tijd (dit wil zeggen zonder dat een einddatum ervan is aangeduid of de duur uitdrukkelijk in jaren, maanden of dagen is vermeld), stelt de wetgever dat de kosteloze borgstelling de duur van vijf jaar niet mag overschrijden (art. 2043quinquies, §2 B.W.). Wat de omvang van de kosteloze borgstelling betreft, wordt vooreerst het bedrag ervan beperkt. De kosteloze borgstelling wordt beperkt tot de som die is vermeld in de hoofdovereenkomst, verhoogd met intresten tegen de wettelijke of overeengekomen interest zonder dat de totale som van de interesten echter hoger mag zijn dan 50% van de hoofdsom (art. 2043sexies, § 1 B.W.). Vervolgens wordt in de wet ook bepaald dat de borgtocht niet kan worden afgesloten voor een bedrag dat kennelijk niet in verhouding staat tot de terugbetalingsmogelijkheden van de borg waarbij deze mogelijkheden moeten worden beoordeeld in het licht van de roerende en onroerende goederen en inkomsten van deze laatste (art. 2043sexies, § 2 B.W.). De beoordeling hiervan zal in concreto moeten gebeuren.

 

3. Een derde bescherming van de kosteloze borg bestaat erin dat tijdens de duurtijd van de kosteloze borgtocht, de begunstigde ervan (meestel de kredietgever) de borg op regelmatige tijden moet informeren. Zo moet, ook bij regelmatige uitvoering van de hoofdovereenkomst door de hoofdschuldenaar, de schuldeiser de kosteloze borg minstens één maal per jaar op de hoogte brengen van de toestand van de schuld en de stand van de terugbetaling. De mededelingen die aan de hoofdschuldenaar worden gedaan door de schuldeiser, moeten ook gelijktijdig en in dezelfde vorm aan de borg worden overgemaakt (art. 2043septies B.W.).

 

Tenslotte worden ook de erfgenamen van een borg inzake de kosteloze borgtocht beschermd. Zij moeten instaan niet voor het gehele bedrag, doch ieder is beperkt tot het erfdeel dat aan elk van hen toekomt (met andere woorden, ten aanzien van de erfgenamen van de kosteloze borg geldt niet de “ondeelbaarheidsregel” waarvan hoger sprake).